woensdag 23 februari 2022

2609 Dictee vrijdag 25-02-2022 (1) dictee – Dictee van de dag (495) √

Dictee – dictees [2609]

Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com

Oefendictee OUD 362, geheel herzien naar situatie 2022

Dictee van de dag (495)

Het Groot Filologiedictee (2)

1. (B) Een badinage is een luchtige scherts, kortswijl. De uitdrukking 'badinage à part' betekent 'alle gekheid op een stokje'. 'Roodborstje' en 'blauwbaard' zijn voorbeelden van een bahuvrihicompositum [possessieve samenstelling]. Anglicismen, germanismen en gallicismen zijn voorbeelden van een barbarisme. Het Bargoens is de dieventaal, in het bijzonder die van Noord-Holland, die veel elementen in zich heeft van het Hebreeuws, Jiddisch (Jiddisj, Jodentaal, Jodenduits) en de zigeunertaal Romani (Romanes). Een oxytonon is een woord met de klemtoon op de laatste lettergreep. De biedermeierstijl is de stijl van huiselijke degelijkheid en brave burgerlijkheid uit de periode van 1815 tot 1850. Een bigram is een woord dat bestaat uit twee letters ('de', 'en'). Wanneer een biografie de roman nadert, spreekt men van vie romancée (niet in wdb.). Een black comedy is een blijspel vol grimmige humor. Blague is aanmatigende grootspraak. Blasfemie is godslastering. Een comédie de moeurs is zedenkomedie, een comédie d'intrigue (niet in wdb.) is een intrigeblijspel en een comédie de caractère (niet in wdb.) is een karakterblijspel. Bombast is gezwollen taal.

2. Een boerde (sproke) is een fabliau: een kleine humoristische en gewaagde vertelling of verhalend gedicht uit het dagelijks leven. Een boustrofedon is de schrijfwijze van inscripties waarbij de eerste regel van links naar rechts, de tweede van rechts naar links gelezen wordt en zo verder steeds om en om (zoals een os het land ploegt). Van een brachycatalectisch vers ontbreekt de laatste voet geheel. Brachygrafie (tachygrafie) is de snelschrijfkunst met verkortingen. Een breve is een beknopt pauselijk schrijven. Brevitas is beknoptheid als stijlkenmerk. Epistolografie is de kunst van het briefschrijven. Een burleske is een klucht oftewel parodie.

3. (C) Het cadavre exquis is oorspronkelijk een door de surrealisten in de literatuur (GB ook: tt) geïntroduceerd spel [fameus voorbeeld: die gelieerd aan de BeNeDictees!]. Een calembour is een woord- of naamspeling. Een cantate is meestal van lyrisch-epische aard. Een canticum (kantiek) is een kerkelijke lofzang. Een cantilene is een kerkgezang, maar ook een korte, zangerige melodie. De Divina Commedia van Dante bestaat uit 100 canto's [delen]. Een canzone (GB geeft 2 meervoudsvormen, VD zelfs drie!) is een lyrisch gedicht van gelijkgebouwde strofen, zoals bij Dante en Petrarca. Carets zijn weglatingstekens ('dakjes'). De Carmina Burana is een verzameling 13e-eeuwse (ook: 13de- of dertiende-) Latijnse liederen, die werden opgesteld door de vaganten, een groep rondtrekkende studenten. Een carol is een feestelijk, wat religieus getint lied. Een cartouche is onder andere een groep hiërogliefen (GB ook: hiëroglyfen) of andere tekens, omsloten door een ovale ring, een koningsnaam weergevende. In de casus rectus blijft een naamwoord onverbogen, in de casus obliquus niet. Catalecten zijn verzamelde overgebleven fragmenten van oude dicht- en prozawerken.

4. Catalectisch is fragmentarisch, onvolledig. De catastrofe is de noodlottige ontknoping van een tragedie. De catenen zijn een verzameling van Bijbelverklaringen, met name uit de kerkvaders [hier bedoeld: geschrift ervan!]. Een causaal verband is redengevend. Een cavatina is een korte aria zonder herhaling. Een cento is een gedicht dat samengesteld is uit losse verzen van andere gedichten. De cesuur is een rustpunt (verssnede, diëresis). Een chanson d'amour is een lied over de hoofse liefde (minnezang), een chanson de geste een Oudfrans heldendicht. Een charade is een lettergreepraadsel. Het adjectief chauceriaans komt van Chaucer (die van de Canterbury Tales). Een diep verborgen chiasma (chiasme, kruisstelling) is:

Voor wien kinderen en wijzen

Lachend laten boek en spel, …

Een choliambe (choliambus, hinkjambe) is een drievoetig jambisch vers met als laatste voet een trocheus (trochee – lang, kort) of spondeus (spondee – lang, lang). Chorografie is de beschrijving van landen of landstreken in hun uiterlijke gesteldheid. Een chrestomathie is een bloemlezing. Een chrie is de behandeling van een thema naar een gegeven schema van gezichtspunten. Een chronogram is een tekst waarin de letters die groot kapitaal gedrukt zijn, als Romeins cijfer beschouwd, samengeteld een jaartal vormen. Een christogram is een Christusmonogram (P en X – hoofdletters chi en rho).

5. Classicisme is de navolging van de Griekse of Romeinse oudheid in kunst of letteren. De chute (volta) is de wending in de gedachte van een sonnet, met name op de grens tussen het octaaf en het sextet. Circuitus verborum is periodebouw of omhaal van woorden. Een circulus in probando is een cirkelredenering. Het (de) circumflex is het samentrekkingsteken (^) zoals in 'Neêrlands' voor 'Nederlands'. In citadelpoëzie wordt de lof gezongen van de verdediging van Antwerpen door Chassé in 1832. Een clerihew is een vierregelig, humoristisch gedichtje met rijmschema aabb; de eerste regel noemt een persoon op wie in de vierde regel een toespeling wordt gemaakt. Een cliché is een veelgebruikte beeldspraak, waardoor deze 'afgesleten' is. Een climax is een klimming door opeenvolging van steeds sterkere uitdrukkingen (bijvoorbeeld weerzin, afschuw, haat), maar ook: het hoogtepunt van spanning in een verhaal. Een coda is een aan een sonnet toegevoegde regel of strofe. Een codex is een oud handschrift. Een cognaat is een woord van gelijke afstamming. Voorbeeld: nacht (Nederlands en Duits) en night (Engels). De dubbel(e)punt wordt ook colon genoemd.

6. Cohesie is de innerlijke samenhang van de woorden en morfemen (kleinste vormelementen) in een zin. Collocatie is de idiomatische verbinding van twee of meer woorden (bijvoorbeeld: de harde feiten). Een commedia dell'arte is een op vaste thema's variërend, deels geïmproviseerd kluchtspel zoals in Italië en Frankrijk in de zestiende tot achttiende eeuw veel beoefend werd, met vaste figuren als Harlekijn en Colombine. De comparatief (comparativus) is de vergrotende trap ('leuker' van 'leuk'). Een compendium is een samenvattend handboek waarin de hoofdlijnen en het begrippenapparaat van een wetenschap zijn weergegeven. De competence (competentie) is de kennis die de taalgebruiker van zijn moedertaal heeft en die hem in staat stelt op correcte wijze en in een situatie passende zinnen in die taal te vormen en te begrijpen volgens de bedoeling. Een compositum is een samengesteld woord. Concatenatie is kettingvorming, aaneenschakeling. Een consonant is een medeklinker.

7. Concrete poëzie is een kunstvorm waarin poëzie en typografie elkaar aanvullen. Een confabulatie is een verzonnen mededeling (synoniem: verzinsel). Congruentie is overeenstemming in vorm (uitgangen et cetera) van woorden in syntactisch verband. De conjugatie is de vervoeging. De consecutio temporum is de grammaticale regel volgens welke het gebruik van een bepaalde tijd in de hoofdzin een bepaalde soort van tijd in de bijzin noodzakelijk maakt. In een logische implicatie heb je een antecedens (A) en een consequens (C): als A, dan C. Voorbeelden van contaminatie zijn: 'opbellen' en 'telefoneren' wordt 'optelefoneren', 'kost veel' en 'is duur' wordt 'kost duur'. Een porte-manteauwoord (porte-manteau is kapstok) is een samengetrokken woord (bijvoorbeeld 'brunch' uit 'breakfast' en 'lunch'). Een contradictie is een tegenspraak, een contradictio explicita een uitdrukkelijke tegenspraak, een contradictio in adjecto een tegenstrijdigheid in het bijvoeglijk naamwoord, bijvoorbeeld 'droog water' en 'levend geraamte' en een contradictio in terminis een tegenstrijdigheid in de gebruikte woorden, zoals 'hij was ziende blind'.

8. Een copla is een gedichtje in de Spaanse volkspoëzie van één strofe met drie tot vijf, gewoonlijk echter vier regels van acht voeten, waarvan de evene rijmen. Een copula is een koppelwerkwoord. Een corollarium is een bijvoegsel. Een corpus is een verzameling teksten, met name voor linguïstisch onderzoek. De coryfee was de koorleider in de Griekse tragedie. In een cyclisch gedicht herhaalt de slotstrofe de beginstrofe. Het cyrillisch schrift (alfabet) is het schrift (alfabet) dat door de Russen, de meeste volkeren van het GOS [Gemenebest van Onafhankelijke Staten], de Bulgaren en de Serven gebruikt wordt. Een cyclogram (niet in wdb.) is een woord dat eindigt met letters waar het mee begint, ook rondloper (VD geeft bij dit woord ook nog: serie van twee of meer woorden in een woordenboek die naar elkaar verwijzen zonder dat er bij een daarvan een omschrijving wordt gegeven) of staartbijter (niet in wdb.) genoemd.

 

 


maandag 21 februari 2022

2608 Dictee donderdag 24-02-2022 (1) dictee – Dictee van de dag (494) √

Dictee – dictees [2608]

Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com

Oefendictee OUD 363, geheel herzien naar situatie 2022

Dictee van de dag (494)

Het Groot Filologiedictee (3)

1. (D) Dactylologie is vingerspraak, vingertaal (van doofstommen bijvoorbeeld). De dactylus is een drielettergrepige versvoet bestaande uit een beklemtoonde en daarna twee onbeklemtoonde lettergrepen [lang, kort, kort]. (Grauw is uw hemel en stormig uw strand.) Het dandyisme is de romantisch-aristocratische protesthouding van bepaalde negentiende-eeuwse auteurs als Byron. Een dagboekroman wordt ook met ik-roman aangeduid. Een decasyllabe (decasyllabus) is een tienvoetig jambisch vers [jambe: kort, lang]. De declamatie is een retorische, hoogdravende rede. Een declamatorium is een dichtstuk dat bij de voordracht wordt begeleid en afgewisseld door muziek of zang. Het decorum is de mate waarin de stijl van een rede is aangepast aan het publiek en het onderwerp. De dedicatie is de opdracht van een geschrift. Deductie is de wijze van redeneren waarbij men vanuit algemene verschijnselen een bijzondere regel afleidt. Defectieve werkwoorden hebben niet alle vormen of tijden. Deficiëntie is het tekort aan redundantie, bijvoorbeeld bij polysemie (verschijnsel dat een woord meerdere verwante betekenissen heeft) wanneer die door de context niet voldoende ingeperkt is. Deletie is het wegvallen van een medeklinker (zoals de 'd' in leder --- > leer).

2. Deflexie is het verloren gaan van buigingsuitgangen, omschrijving met voorzetsels. De delta is de vierde letter van het Griekse alfabet. Dendrografie is de beschrijving van een boom (zoals de Yggdrasil). Een dentaal is een medeklinker gevormd door afsluiting van de luchtstroom tussen de punt van de tong en de tand. Palatisering is de verplaatsing van de articulatiebasis naar het harde verhemelte (antoniem: depalatalisering). De detectiveroman is het episch genre waarbij de schrijver een hoofdpersoon door fijnzinnig speurwerk, door deduceren en combineren, licht laat scheppen in een aanvankelijk duister lijkende zaak. Detractie is het weglaten van een deel van het woord. Een deus ex machina is iemand die op een beslissend ogenblik als 't ware uit de lucht komt vallen en aan een verwarde toestand [op het toneel] een einde maakt. Een diakritisch teken duidt de uitspraak aan.

3. Diëresis is de breking van een tweeklank in twee vocalen, of gescheiden uitspraak van twee op elkaar volgende vocalen (ook: de rust in een vers tussen twee versvoeten), bijvoorbeeld in 're-integreren'. Een dialect is een afwijking van de standaardtaal en studieobject van de dialectologie. Een dialoog is een twee- of samenspraak. De dictie is de wijze van voordragen, van uitspreken (de zegging). De diftong is een tweeklank, twee klinkers als één uitgesproken ('ui'). Een digamma is een Oudgrieks letterteken met de klankwaarde van 'w', ook 'wau' genoemd. Diglossie is het verschijnsel dat in één land twee talen worden gesproken die ieder voor een eigen sociale functie worden gebruikt (bijvoorbeeld Papiamento – of Papiaments – en Nederlands op de Nederlandse Antillen). Een digraaf is de combinatie van twee letters die samen één klank uitdrukken, bijvoorbeeld 'ch' in 'schip' en 'oe' in 'boek'. Een di-jambe (di-jambus) is een dubbele jambe.

4. Een dilemma is een argument dat een tegenstander onacceptabele keuzes geeft. Een diminutief is een verkleinwoord. De dislocatie is de verplaatsing van (een deel van) een zinsdeel naar uiterst links of uiterst rechts in die zin. Hebt u dat? De distichomythie is een passage in een drama, waarin twee sprekers om beurten telkens een dubbel vers (distichon) zeggen. Een voorbeeld van een distichon (Martinus Nijhoff) is:

Zij hadden een stem in het licht vernomen:

"Laat de kinderen tot mij komen."

Een dithyrambe is een uitbundig, vurig loflied. Een ditrochee (ditrocheus) is een dubbele trochee. Dittografie is het bij vergissing dubbel schrijven van letters, lettergrepen of woorden (bij het overschrijven). Een dorsaal wordt met de rug van de tong gevormd. Downdrift (declinatie) is de eigenschap van elke zin die met een dalende toon aanvangt. De doxologie is de lofprijzing waarmee de priester het eucharistisch gebed afsluit. Een duratief is een werkwoord dat een voortdurende handeling aanduidt.

5. Dubbelrijm is het rijm waarbij telkens twee opeenvolgende of door een onbeklemtoonde lettergreep gescheiden lettergrepen of woorden rijmen, bijvoorbeeld: "De sterren bloeiden in de zomernacht, de zuidenwind suisde in de bomen zacht." (H. Swarth). Een dysfemisme is het vervangen van een begrip voor iets onaangenaams door een vergrovend begrip: 'schijt aan iets hebben' in plaats van 'lak aan iets hebben'. Een eufemisme is een verhullend woord, een verhullende uitdrukking, bijvoorbeeld 'ontslapen' voor 'sterven'. Een dystopie (een antiutopie) is een toekomstbeeld dat het tegendeel van een utopie behelst, een anti-ideale toekomststaat.

6. (E) Van een echogedicht wordt de laatste regel steeds als echo herhaald. Een ecloge is een herdersgedicht. Écriture (E) artiste is de impressionistische prozastijl, gekenmerkt door ongewone woordvorming en syntaxis (het gebruik van de rede- en zinsdelen, de woordvoeging en van de zinsbouw). Een efemeride is het dagboek van een vorst of veldheer, maar ook een eendagsvlieg. Je hebt goed, beter, best, maar de elatief (absolute superlatief) daarvan is allerbest. Een elegie is een klaaglied, waarin de dichter een klacht vertolkt over het leed dat hem heeft getroffen. Voorbeelden zijn: de krijgselegie, de erotische elegie en de politieke elegie. De ellips is de weglating van een of meer woorden in een zin die er door de hoorder of lezer vanuit de context gemakkelijk bij gedacht kunnen worden, vaak als retorische figuur, bijvoorbeeld in: "Eind goed, al goed." De eloge [VD, GB] is een lijkrede, een lofrede op een overledene. Eloquentie is welsprekendheid. De emfase is de nadruk (klem) bij het spreken. Een enchiridion is een handboek. De enclise is het zwakbetoond aanleunen achter een woord ('zegk' voor 'zeg ik'). Een enigma is een raadsel.

7. Endogeen is behorend tot de moedertaal. Een endogram is een woord in een ander woord, zoals 'oor' in 'woord'. Het enjambement is het doorlopen van de zin van de ene versregel in de volgende, zonder rustteken, bijvoorbeeld in:

"De avond houdt de lauwe vlag

der zomer * op den berg omhoog." (* = rust bij voorlezen)

De enumeratie is de opsomming, waardoor nadruk op de zin wordt gelegd. Het envoi is de slotstrofe van een rederijkersrefrein, gericht tot de prince (princestrofe). De epenthesis, (epenthese) is het inlassen van een klank midden in een woord, bijvoorbeeld: zwaarder. De epiclese is de aanroeping van de Heilige Geest. Onder epiek vallen: epos, ballade en romance, sprookje, mythe, sage, legende, idylle, vertelling, novelle en roman. Een epifoor is een woord of woordgroep aan het eind van een zin herhalen in de volgende zin. Een epigram is een puntdicht; een kort hekeldicht, tegenwoordig ook van lyrisch-didactische aard.

8. De epiloog is een narede, in het bijzonder met betrekking tot een toneelstuk. Een episode is een opzichzelfstaand of op zichzelf beschouwd (uitgelicht) deel van een verhaal, film, feuilleton en dergelijke. De epizeuxis is het onmiddellijk herhalen van een woord om er bijzondere nadruk op te leggen: "Ik vraag u: waarom, waarom?" Een eponiem is de soortnaam die op een eigennaam teruggaat zoals 'colbert' of de persoon van wiens naam een woord is afgeleid zoals 'braille' en 'guillotine'. Een epopee is een epos. Dat epos is een heldendicht; een verhaal in dichtvorm over beroemde helden en gebeurtenissen uit de geschiedenis van een volk. Een epyllion is een klein epos. Equivoca zijn dubbelzinnigheden. Een voorbeeld van de 'erlebte rede' is: "Hij zei, hij zou meegaan". Het esbattement was onder andere een kluchtspel bij de rederijkers.

9. Een essay is een tot het beschouwende of didactische genre behorende verhandeling in proza over een onderwerp uit de wetenschap of kunst. Een etnofaulisme is een scheldwoord voor iemand van andere etnische herkomst, bijvoorbeeld 'bleekscheet' en 'roetmop'. De etymologie is de leer van de afleiding der woorden. Het euphuïsme is een gekunstelde literaire (GB ook: tt) barokstijl. Een excerpt is een uittreksel, exagereren is overdrijven, een exclamatie is een uitroep en de exegese is de tekstverklaring. Een exoniem is de eigen vorm in een taal voor een buitenlandse geografische aanduiding ('Rome' voor 'Roma'). Een expressie is een uitdrukking, een gezegde. Ex tempore's zijn onvoorbereide, voor de vuist uitgesproken redes in poëzie of in proza.

 

 


zondag 20 februari 2022

2607 Dictee woensdag 23-02-2022 (1) dictee – Dictee van de dag (493) √

Dictee – dictees [2607]

Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com

Oefendictee OUD 364, geheel herzien naar situatie 2022

Dictee van de dag (493)

  Het Groot Filologiedictee (4)

1. (F) Een fabel is een verhaal in dichtvorm behorende tot het beschouwende of didactische genre. De fabel is van allegorische aard en bevat een moraal (levensles). De hoofdpersonen zijn in hoofdzaak dieren. Bijvoorbeeld: de fabels van Jean de la Fontaine. Een fabulant (sprookjesverteller) is iemand die fabeltjes of verzinsels vertelt. Een factie (faction) is de benaming voor een mengvorm van het fictionele en het documentaire genre. Een fallisch (VD: ithyfallisch) gedicht is een bacchisch vers (Latijnse of Griekse versregels waarin telkens een korte lettergreep door twee lange wordt gevolgd). Een farce (opvulling) is een kort en komisch toneelstuk uit de late middeleeuwen, vaak als tussenspel tussen scènes van religieus toneel [ook: iets culinairs]. Een faryngaal is een in de keelholte gevormde klank. Het femininum is het vrouwelijk grammatisch geslacht. Een filippica is een strafrede, een smaadrede. De filologie is de historische en/of vergelijkende taal- en literatuurwetenschap (GB ook: tt), de wetenschap van de taal met op teksten geconcentreerde aandacht, de taalkunde. Flagellantische literatuur (GB ook: tt) heeft betrekking op flagellantisme: het geselen, met name als seksuele prikkeling.

2. Een flandricisme is een woordvorming of uitdrukking die in strijd is met de regels in het Frans, wanneer het woord of de uitdrukking te letterlijk vertaald is uit het Vlaams. De flashback is een verslag binnen een verhaal van wat voorheen of vroeger gebeurd is (ook analepsis of retroversie genoemd). Flecteren is het verbuigen, het vervoegen. De flexie is een buiging, een verbuiging. Een foneem is de kleinste betekenisonderscheidende klankcomponent van klankbouwsels. De fonetiek is de leer van de fysieke en fysiologische vorming van de spraakklanken. Een formans is een vormend element, met name de prefixen (voorvoegsels) en affixen (niet-zelfstandige elementen die aan een grondwoord of stam worden toegevoegd). Een fossiel is een ouderwets woord. Franciseren is een Frans karakter geven aan een (Nederlands) woord. Bijvoorbeeld: 'slijtage' van 'slijten' met de typisch Franse vervoeging '-age'. Franglais is Frans dat doorspekt is met Engelse termen en zinswendingen. Een fricatief [medeklinker] is een glijder (spirant).

3. Een frisisme is een woordvorming of uitdrukking die in strijd is met de regels in een taal, wanneer het woord of de uitdrukking te letterlijk is vertaald uit het Fries. Een fulminatie is een scheldpartij. Futhark /fuθɑrk/ is de benaming van het runenalfabet. De futurum is de onvoltooid toekomende tijd; het geeft te kennen, dat iets in de toekomst zal zijn of geschieden. De futurum exactum is de voltooid toekomende tijd.

4. (G) Een gallicisme is een woordvorming of uitdrukking die in strijd is met de regels in een taal, wanneer het woord of de uitdrukking te letterlijk is vertaald uit het Frans. Er zijn ook woorden die alleen in het Nederlands voorkomen, terwijl zij er zeer Frans uitzien: 'chique' en 'en face' zijn daar voorbeelden van. Gebroken rijm heeft de rijmvorm met het rijmschema: abcb of abac. Geminatie is de hoorbare verdubbeling van medeklinkers ('vullen' versus 'vol'), maar ook de onmiddellijke herhaling van een woord, bijvoorbeeld in de versregel: "De zee, de zee klotst voort in eindeloze deining" van Willem Kloos. Het genus is het taalkundig geslacht (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig). De genitief (genitivus) is de tweede naamval ter aanduiding van een bezits- of afhankelijkheidsrelatie, welke gewoonlijk dienstdoet als bijvoeglijke bepaling. Bijvoorbeeld: in 'vaders jas' is 'vaders' de genitief van 'vader'. Een genoniem is een algemeen soortwoord, een woord dat voor een algemeenheid van begrippen wordt gebezigd. Bijvoorbeeld: 'doen'. Geografie is beschrijving van de aarde. Geserreerd is kort en krachtig van stijl (compact).

5. Het rijmen van telkens twee op elkaar volgende verzen heet gepaard rijm. Een gerundium is de zelfstandig gebruikte, verbogen onbepaalde wijs van het werkwoord (in het Latijn bijvoorbeeld 'promovendi' in 'jus promovendi' – het recht om als promotor te mogen optreden). De ghazel(e) is de van oorsprong Perzische dichtvorm in tweeregelige strofen (schema aa, ba, ca, da enzovoorts), die door sommige nieuwere dichters is nagevolgd. Een glossarium is een verklarende woordenlijst. Glossolalie is het spreken in tongen, zoals in het verslag in de Bijbel (Handelingen 2 – Pinksteren, pinksterfeest). Een glottisslag is een explosieve klinker aan het begin van een woord of een lettergreep, gevormd in de stemspleet (glottis). Een gnome is een zinrijke spreuk betreffende levenswijsheid of zedenleer. Goliarden is de benaming van zwervende studenten ('varende clerken') en andere intellectuelen in de latere middeleeuwen. Het gongorisme is een literaire (GB ook: tt) stijl, gekenmerkt door overlading met woordspelingen en epigrammatische [puntdicht, sneldicht] sententies [kernspreuk, zinspreuk]. Een graalroman is een hoofse ridderroman waarin de zoektocht naar de graal verweven is.

6. Een graecisme is een woordvorming of uitdrukking die in strijd is met de regels in een taal, wanneer het woord of de uitdrukking te letterlijk is vertaald uit het Grieks, ook hellenisme genoemd. Een grafeem is een letter, vooral beschouwd als aanduiding van spraakklanken: de minimale betekenisonderscheidende eenheid in geschreven taal. De grammatica is de leer van het systeem van een taal, het geheel van regels volgens welke zinnen en woorden in een taal gevormd kunnen worden. Een gratuïteit (gratuit is onverplicht) is een ongegronde of ongemotiveerde uitspraak. De gravis is de accent grave. Een groteske is een grillig, vreemdsoortig, fantastisch letterkundig of muzikaal werk. Een gutturaal is een occlusieve (explosief, plofklank) of fricatieve (wrijfklank) medeklinker die de indruk maakt in de keel (Latijn: guttur) te zijn gevormd, ook velaar genoemd, bijvoorbeeld: 'k' of 'g'.

7. (H) De Hadith (H is de inhoud, h het bundeltje, boekje) is de overlevering van aan Mohammed toegeschreven uitspraken (hadith = verhaal). Hagiografie is de literatuur (GB ook: tt) met betrekking tot de geschiedenis van heiligen of gewijde geschriften. Een haiku is een
17-lettergrepig Japans gedicht, onderverdeeld in vijf, zeven en vijf lettergrepen. Een hallel is een lofzang, met name enkele psalmen uit de Bijbel (uit het boek Psalmen). Een hapax is een woord waarvan maar één enkel voorbeeld is opgetekend (een opzichzelfstaand woord, voorbeelden kun je niet geven, dan is het geen hapax meer). Haplografie is een schrijffout waarbij één letter of lettergreep bij opeenvolging van twee gelijke letters of lettergrepen wordt weggelaten ('onmiddelijk' voor 'onmiddellijk'). Een hebraïsme is een woordvorming of uitdrukking die in strijd is met de regels in een taal, wanneer het woord of de uitdrukking te letterlijk is vertaald uit het Hebreeuws. Bijvoorbeeld: 'heilige der heiligen' in plaats van 'Allerheiligste' (binnenste gedeelte van de tempel te Jeruzalem, waarin alleen de hogepriester eenmaal per jaar mocht komen). Een hemistiche is een halve versregel, een halve alexandrijn.

8. Een hemistichomythie is een passage in een drama, waarin twee sprekers om beurten telkens een halve regel zeggen. Een hendekasyllabe is een elflettergrepig vers. De hendiadys is een stijlfiguur waarbij een samengesteld begrip door twee substantieven wordt aangeduid, waarvan er één de betekenis van adjectief heeft, bv. 'zand en heide' voor 'zandige heide'. Een voorbeeld van een heterologische term is: 'anderstalig' is niet anderstalig (en: 'drielettergrepig' is niet drielettergrepig). Een heteroniem verschilt alleen qua gevoelswaarde van zijn equivalent. Bijvoorbeeld: 'onderscheid' en 'discriminatie'. Heuristiek is de kunst om door logisch redeneren stap voor stap tot een bepaalde waarheid te komen. De hexameter is een zesvoetig vers, berustend op dactylus (zie elders – dictee 363, alinea 1: grauw is uw hemel en stormig uw strand). Het Oudegyptische schrift bestaat uit hiërogliefen (GB ook: hiëroglyfen). Het hiragana is het Japans lettergrepenschrift in cursieve vorm. Een hodoniem is een straatnaam, studieobject van de hodonymie. De homiletiek is de leer van de kanselwelsprekendheid.

9. Een homofoon is een woord dat hetzelfde uitgesproken wordt als een ander. Bijvoorbeeld: 'eis' en 'ijs'. Een homograaf is een woord dat hetzelfde gespeld wordt als een ander, maar een andere betekenis heeft. Bijvoorbeeld: 'bommelding' (buiten dictees: bom-melding of bommel-ding) of 'contrastrijker' (buiten dictees: contra-strijker of contrast-rijker). Een homoniem is een gelijkluidend woord met een afwijkende betekenis. Bijvoorbeeld: 'bank' kan duiden op een zitmeubel of een financieel instituut en dit kan alleen blijken uit de context. Een hoofse (van hof!) roman is de middeleeuwse epische literatuur (GB ook: tt) waarin het hofleven van de twaalfde en dertiende eeuw op geïdealiseerde wijze wordt weerspiegeld. Een humoreske is een grappige vertelling. Een voorbeeld van een hypallage is: 'de brand in het hout steken' in plaats van 'het hout in brand steken'. Dit gaat zonder betekenisverandering. Een voorbeeld van een hyperbool (overdrijving) is: 'ik sta al een eeuw te wachten'. Een hypocoristicon is een vleinaam [Ab, Eefje]. Hysteron proteron is onder andere het bezigen van begrippen in omgekeerde volgorde in een zin: 'Hij ging zitten en ging de woonkamer binnen.'

 

 


2606 Dictee dinsdag 22-02-2022 (2) – Oefendictee feb 2022 (3) √

Dictee – dictees [2606]

Oefendictee feb 2022 (3)

1. Virussen te kust en te keur: adenovirus (verkoudheid), aidsvirus [acquired immune deficiency syndrome] = hiv(-)virus [geen - bijhihf’, wel - bijhaa-ie-vee’] (human immunodeficiency virus), calicivirus (gastro-enteritis, buikgriep), circovirus (wegkwijnziekte varkens), computervirus, coronavirus (SARS, vgl. SARS-CoV-2 en COVID-19) [severe acute respiratory syndrome – longen], cytomegalovirus [cytomegalie – geïnfecteerde cellen zwellen op – CMV-virus], darmvirus (darmen), ebolavirus (net als het marburgvirus een filovirus met enkeldraads-RNA, verwekker van de ebolakoorts), eenzaamheidsvirus (zelfquarantaine), e-mailvirus en enterovirus (verwant aan poliovirus).

2. Verder: gijzelvirus (ransom(soft)ware), hantavirus [rivier Hantan in Korea], HP-virus of HPV (humaan papillomavirus – hemorragische – met bloeding – koorts – ook: papillomavirus), internetvirus, keelvirus, killervirus (dodelijk), lassavirus (lassakoorts, weinig over bekend, dorp Lassa in Nigeria), lentivirus (retrovirussen – virus dat genetische informatie aan het DNA van een gastcel kan toevoegen – die langzaam-degeneratieve ziekten veroorzaken), longvirus, macrovirus (computer, toegevoegd bij macro’s), marburgvirus (via Afrikaanse meerkatten), mimivirus (in amoeben/s), mozaïekvirus (planten), neusvirus (rinovirus), norovirus (buikgriep), norwalkvirus (idem), paramyxovirus (bof, mazelen en pseudovogelpest).

3. Ook nog: parvo(virus) [erythema = erytheem = rode plekken op huid, gewrichtsklachten], ranavirus (amfibieën en reptielen), reovirus (uit de familie Reoviridae braken, diarree, zoals bij het rotavirus), RSV
= RS-virus (respiratoir syncytieel virus), schmallenbergvirus (runderen, schapen, misgeboorte), tabaksvirus, togavirus (met ribonucleïnezuur, RNZ – dierziekten), usutuvirus (oe merels, soms mensen), westnijlvirus (geeft westnijlkoorts, UgandaVD ook Oe), wormvirus (computer), wuhanvirus (COVID-19), zikavirus (zikakoorts – via muggen), zostervirus (gordelroos en waterpokken), denguevirus (knokkelkoorts), herpesvirus, herpes-simplexvirus, MKZ-virus
(
mond-en-klauwzeer), SARS-virus en vleermuisvirus.

4. Het woord ‘rösti’ is Zwitsers-Duits, racisme gaat over ras, rossisme over rosharige mensen, rost is regionaal rossig, een rostra is een sprekerstribune en rostraal is o.a. snavelachtig. De maanden van het jaar. Namen van (dagen en) maanden schrijf je met een kleine letter. Ik ben op 22 april geboren. 6 [dan geen hoofdletter!] jaar [ook: Zes jaar …] geleden was ik 72 jaar. 5 december is de verjaardag van Sinterklaas [Sint-Nicolaas]. Januari [begin zin!] is de eerste maand van het jaar, de louwmaand [looimaand, louwen = looien], februari is de sprokkelmaand, maart is de lentemaand, april is grasmaand
[
ook: paasmaand], mei is de bloeimaand [ook: bloemenmaand], juni is de zomermaand, juli de hooimaand en augustus oogst- of vruchtmaand.

5. Verder: september is de herfstmaand, oktober de wijnmaand, november de slacht- of nevelmaand en december de wintermaand. het januari-effect op de beurs kan wellicht de januariblues verdrijven. Door het bloedwonder van de Heilige Januarius te Napels wordt diens bloed op zijn feestdag weer vloeibaar. De naam ‘Beatrixvloed’ (1953) is niet algemeen. De blue monday, maandag van de laatste volle week in januari, daar wordt je voogd nou echt depri van. Dry january betekent: geen alcohol, stoptober betekent: geen tabak in oktober. Met jan en jan. (GB) wordt ‘januari’ afgekort , etc. De maand ‘mei’ wordt niet afgekort, sep(t)(.) en feb(r). hebben allebei 4 afkortingen dus. Een millenniumbaby is geboren op 1 januari 2000.

6. De Natuurbeschermingswet (Nb-wet) regelde de natuurbescherming [thans: Wet Natuurbescherming]. Op oudejaarsnacht volgt nieuwjaarsdag [Nieuwjaar]. Ken je de Praagse Lente (1968)? in VD heeft de Watersnoodramp (= Februariramp 1953) sinds 2021 een hoofdletter, GB: w (een w…, niet specifiek). Men noemt februari ook wel de kortemaand. (Maria-)Lichtmis valt op 2 februari (officieel: Opdracht van de Heer in de Tempel). In de Franse Republiek van 1793 heetten de maanden: brumaire (nevelmaand - oktober), floréal
(
bloei- of bloemenmaand - april), frimaire (rijpmaand - november), fructidor (vruchtmaand - augustus), germinal (kiemmaand - maart), messidor (oogstmaand - juni), nivôse (sneeuwmaand - december), pluviôse (regenmaand - januari), prairial (grasmaand - mei) en thermidor (warmtemaand - juli).

7. De vendémaire was de wijnmaand [september] en de ventôse de windmaand [februari]. Op maartse dagen kunnen er maartse buien vallen. een maarte [mv. n] is een dienstmeisje. Weet je nog een goeie eenaprilmop of -grap (1 aprilmop of -grap), ook: aprilvis? Het ww. daarbij is ‘aprillen’. Hij komt half april terug. Voor ‘kamsin’ schrijft VD ook ‘chamsin’, verstikkend hete zuidwestenwind bij de Middellandse Zee. Vergeet de caprilegging niet! Hei, ‘t was in de mei, zo blij. Een meizoentje is een madeliefje. De 4 meiviering (viermeiviering) hoort ingetogen te zijn. Meien is met meien, met groen versieren. De junival betreft kleine appels en peren. Het Junioproer was in Parijs (1848). Met juno [om verwarring tussen juni en juli te voorkomen *] wordt niet de Romeinse Juno bedoeld. Een salchov is een schaatssprong. Heden,
7 julij [zie
*].

8. Een meteoorregen is een sterrenregen. Festina lente: haast u langzaam. Wanneer viel het augusteïsche tijdvak? De septemberkoning en -lelie zijn planten. De Prinsjesdag, derde dinsdag, hoedjesdag valt in september. Het oktoberfeest moet je in München zoeken. De VN-dag valt in oktober. De Wapenstilstand (11 november) herdenkt in BE de doden van WO I en II (ook wel: klaproosdag). De Kristallnacht viel op 9 november 1938. Met de feestdagen- wordt de decemberstress bedoeld. De Driekeizersslag was de Slag bij Austerlitz (2 december 1805), waarbij de Franse, Oostenrijkse en Russische keizer betrokken waren. Voor 28 december is allerkinderendag –
net als Allerkinderen – de oude naam voor Onnozele-Kinderen (
onnozele-kinderendag).

 

 

 


2605 Dictee dinsdag 21-02-2022 (1) dictee – Dictee van de dag (492) √

Dictee – dictees [2605]

Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com

Oefendictee OUD 365, geheel herzien naar situatie 2022

Dictee van de dag (492)

Het Groot Filologiedictee (5)

1. (I) De ictus is de nadruk in vers en muziek. Identiek rijm is de rijmvorm waarbij de rijmende woorden volledig gelijk klinken, maar verschillend kunnen zijn naar spelling of betekenis. Bijvoorbeeld: 

"Ik lig aan uw zijde

in mijn pyjama van zijde."

Het ideogram is een begripteken, zoals het Chinees dat bijvoorbeeld kent. Het idioom bestaat uit de bijzondere, karakteristieke woorden en uitdrukkingen van een taal, het taaleigen. Een idioticon is een dialectenwoordenboek. Een idiotisme is een woord of een uitdrukking in een dialect. De idylle is de bekoorlijke, epische dichtvorm, die vertelt van eenvoudige mensen, die in een vreedzame, natuurlijke omgeving leven. De ik-roman is de compositievorm waarbij een boek in de eerste persoon geschreven wordt. Illatief is een gevolgtrekking aanduidend of inhoudend. Een illustratie is een levendige, gedetailleerde beschrijving van personen of zaken. De imitatie is de navolging met herscheppende pretentie. Een implosief is een zuigklank.

2. Het immutatief is een werkwoord dat het verkeren in een toestand uitdrukt, bv. 'rusten'. De imperatief is de gebiedende wijs. De imperatoria brevitas is de kortheid, de korte stijl van de heerser, de gebieder. Het imperfectief, het imperfectum, is de onvoltooid verleden tijd. Dat ze improductief zijn, wordt gezegd van woordsoorten die geen nieuwe formaties in hun klasse toelaten, zoals de lid- en voornaamwoorden, ook van affixen waarmee geen nieuwe afleidingen gemaakt kunnen worden. Een incantatie is een bezwering, betovering oftewel toverspreuk. Een imprecatie is een bezwering, verwensing oftewel vloek. Een inchoatief (inchoativum) is een werkwoord dat een aanvangende handeling of het overgaan in een andere toestand uitdrukt, bv. bevriezen, ontvlammen. Een incipit is de aanhef van een handschrift of boek (incunabel) zonder titelpagina, met behulp waarvan zo'n boek of handschrift toch kan worden aangeduid en geïdentificeerd (ook: beginregel). Incomparabilia zijn adjectieven die geen vergrotende en overtreffende trap kennen zoals 'enig' (als het tenminste niet in de betekenis van 'leuk' gebruikt wordt).

3. De incongruentie is een fout die indruist tegen de regels die in een taal gelden (voorbeeld: 'het regenen' – i.p.v. 'het regent'). Incorporerende talen zijn talen waarin objecten en bepalingen van het werkwoord in het verbum zelf worden opgenomen. Indeclinabel of inflexibel is onverbuigbaar. De indicatief (indicativus) is de aantonende wijs: "Ik sla." De indirecte rede heeft als voorbeeld: "Hij zei, dat …" Induceren (inductie) is het afleiden van een algemene regel uit bijzondere verschijnselen (antoniem: deductie). In extenso wil zeggen: in zijn geheel, volledig. De infinitief (infinitivus) is de onbepaalde wijs. In het onderwijs noemen we dit 'het hele werkwoord'. Een infix is een
niet-zelfstandig element dat in een grondwoord wordt ingevoegd. In het Nederlands kennen we dat niet. Inflecteren is verbuigen, vervoegen. Onverbuigbaar is inflexibel of indeclinabel. Ingressief is het beginnen van iets, het ontstaan van een toestand uitdrukkend. Het voorvoegsel ver- heeft soms een ingressieve betekenis (verwateren is 'tot water worden'). Een inlaut is een klank midden in een woord (vergelijk anlaut en auslaut). Een inseraat is een naschrift (PS).

4. Het ingveonisme is een dialectische eigenaardigheid in het Nederlands, Nederduits of Engels die wordt verondersteld terug te gaan op het Ingveoons: het verdwijnen van de n voor de s, waardoor Engels 'us' naast Nederlands 'ons' ontstond, is een ingveonisme. In parenthesi is terloops, tussen haakjes. Woorden als 'volledig', 'basalt', 'herder', 'horen', 'lafhartig', 'meermin' en 'staren' hebben een innerlijke tegenstelling (vol en ledig). In medias res (medias in res) betekent midden in de zaak, midden in het betoog, het onderwerp. Een intercalatie is een inlassing. Een interjectie is een tussenwerpsel zoals 'tjonge' en 'och'. Een interpreet is een uitlegger, een exegeet. De interpunctie is de plaatsing van de leestekens. Een interrogatief is een vragend voornaamwoord als 'wat' en 'wie'. De intonatie is de stembuiging, de modulatie. Een intransitief (onovergankelijk) werkwoord heeft geen lijdend voorwerp ('blozen'). Een invectief is een scheldwoord. Inversie is de stijlfiguur waarbij de woordorde wordt omgekeerd. Normaal is: 'Ik zag hem in de verte aankomen", met inversie wordt dit: "In de verte zag ik hem aankomen."

5. De invocatie is de aanroeping, inroeping oftewel afsmeking. De ironie is de fijne spot waarbij men schijnbaar ernstig het tegenovergestelde zegt van wat wordt bedoeld. Isochronie is het gelijk verlopen van verteltijd en vertelde tijd. Een isofoon is een lijn waardoor op een dialectkaart gebieden met een gelijke klank in bepaalde woorden begrensd worden. Een isoglosse is een lijn die gebieden begrenst waarbinnen een bepaald taalverschijnsel voorkomt. Een isogram is een woord waarin de hoeveelheden van dezelfde letter steeds gelijk zijn (voorbeeld: 'raar', tweemaal r, a). Battus breidde de betekenis uit tot een woord of zin waarin elke letter hoogstens eenmaal wordt gebruikt: 'gymwijfvrindjeskopbalzucht' (wablief?! – 25 'letters, q en x ontbreken, extra: ij) is daarvan het langste voorbeeld. Isosyllabisch is de eigenschap van de stijlsoort waarbij de versregels van een gedicht hetzelfde aantal lettergrepen tellen. Zo'n vers wordt ook lettergreepvers genoemd. Een ithyfallisch gedicht is een bacchisch vers. Een itinerarium is een reisbeschrijving. Een judicium Dei is een godsoordeel, maar dat is meer theologie dan filologie.

6. (J) Met de j zijn we heel gauw klaar. Een jambe (jambus) is een versvoet met een vaste combinatie [kort, lang]. In de West-Europese talen speelt de lengte van lettergrepen geen belangrijke rol. Daarom is de functie van 'kort en lang' overgenomen door de geaccentueerde en ongeaccentueerde lettergrepen. Een voorbeeld van Vondel (waarbij begonnen wordt met een ongeaccentueerde lettergreep en dan steeds 'om en om') is:

"De lief-de tot zijn land is ie-der aen-ge-bo-ren." (oorspr. ye-der)

Het jargon is het koeterwaals: de (duistere) vaktaal. De jota is de Griekse letter 'i'.

7. (K) Kabbalistiek is de leer van het geheime verband tussen woorden door de letters een getalwaarde toe te kennen en deze bij elkaar op te tellen. Geliefd hierbij is de naam van een beruchte persoon de waarde van 666 (Bijbel: het getal van het Beest) te laten verkrijgen, ook 'gematria' genoemd. Het kabuki is een vorm van traditioneel Japans toneel. Een kanji is een letter uit het Japanse schrift met Chinese karakters. Een mooi voorbeeld van een Karelroman is 'Karel ende Elegast'. Het katakana (vergelijk: hiragana) is het Japans lettergrepenschrift in hoekige vorm. Kat' exochen betekent bij uitstek, per definitie. Het Kawi is poëzie in het Oudjavaans. Een kelticisme is een woordvorming of uitdrukking die in strijd is met de regels in een taal, wanneer het woord of de uitdrukking te letterlijk is vertaald uit het Keltisch. Een elegie is een klaaglied (klaagzang).

8. Klankinsertie is het invoegen van een klank, vooral tussen de 'r' en 'er'. Bijvoorbeeld: 'hoorder' of 'verder'. De fonetiek is de klankleer. De onomatopoësis is de woordvorming door klanknabootsing. Voorbeelden: 'tiktak', 'koekoek'. Deze woorden heten onomatopeeën. Een klucht is pretentieloos volkstoneel dat alleen een schaterlach van het publiek als doel heeft. Knittelverzen zijn verzen die met opzet onbeholpen aandoen door hun voortdurend ametrisch zijn (ametrie – afwezigheid van metrum – vertonen). Ze worden ook knuppelverzen genoemd. Het knopenschrift stamt van de Inca's. Koefisch schrift is een Oudarabisch lapidair (op grafzerken, etc.) schrift. Een komedie is een blijspel met komedianten (comedyacteurs). Een kommos (Handboek Filologie, niet in wdb.) is een begrafenis- of dodenwachtelegie. Een kreeftdicht (retrograde) is een rederijkersgedicht waarvan de verzen van achteren naar voren gelezen ook een goede zin geven.

9. Kreupelrijm is onzuiver rijm en wordt veroorzaakt door kreupeldicht [armzalig] of ulevellenrijm [rijmpje op verpakking ulevel = snoepje]. Een kruisstelling is een chiasme (… levend en dood …, … dood en levend). Een kwantor is een hoeveelheidswoord, een telwoord, zoals 'alle' 'sommige' en 'minstens één'. Een kwinkslag is een geestig gezegde, vooral als afweer gebruikt. Een kwatrijn is een ook door de Nederlandse rederijkers geschreven dichtvorm, met het rijmschema 'aaba', dat in geserreerde (kort en krachtige, compacte) vorm een levenswijsheid weergeeft. Voorbeeld:

Veel kostbaar bloed heeft 's werelds loop gestort

en menig bloem is onverhoopt verdord;

verhef u niet op jong-zijn en op glans, (oorspr. jongzijn)

de knop valt af, eer zij geopend wordt.

 


vrijdag 18 februari 2022

2604 Dictee maandag 21-02-2022 (1) dictee – Dictee van de dag (491) √

Dictee – dictees [2604]

Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com

Oefendictee OUD 366, geheel herzien naar situatie 2022

Dictee van de dag (491)

Het Groot Filologiedictee (6)

1. (L) De labiaal is een klank waarbij de articulatie hoofdzakelijk gebeurt door de lippen. Bijvoorbeeld: de 'p' en de 'b'. Labialiseren is met geronde lippen uitspreken. Bijvoorbeeld: 'Willem' uitspreken als 'Wullum'. De labiodentaal is een medeklinker gevormd met behulp van de onderlip en de boventanden. Bijvoorbeeld: de 'f' en de 'w'. De labiovelaar is een tegen het zacht gehemelte gevormde spraakklank die onmiddellijk door een halfklinker wordt gevolgd. Bijvoorbeeld: 'kw'. Een laconisme is een bondigheid, een bondige uitspraak zoals 'veni, vidi, vici'. Het lambdacisme is het uitspreken van de letter ‘r’ als ‘l’, een stamelgebrek. Lapidair is met korte, bondige stijl: afgeleid van het Latijnse lapis (steen), aangezien inscripties ook kort en bondig dienen te zijn. Een lapsus calami is een schrijffout, een lapsus linguae een verspreking [lapsus memoriae – aan geheugen ontschoten]. Een laryngaal is een medeklinker gevormd door aspiratie tegen de stembanden in het strottenhoofd (larynx). Bijvoorbeeld: de 'h'. Een laudatie is een lofprijzing of panegyriek.

2. Een lateraal is een klank die wordt gevormd met de tongpunt tegen de tandkassen, maar waarbij de zijkant van de tong de kiezen slechts gedeeltelijk raakt, waardoor er een luchtstroom kan ontsnappen. Bijvoorbeeld: de 'l'. Een leipogram (lipogram) is een geschrift waarin een bepaalde letter opzettelijk niet voorkomt [a-lipogram, enr-lipogram]. Een lemma is een hulpstelling waarvan de juistheid in afwachting van nader bewijs wordt aangenomen. Een lenis is een zachte medeklinker, gevormd met relatief geringe spanning van de mondspieren (antoniem: fortis). Een lettergreep is een syllabe. Het lexeem is de benaming voor een minimale betekeniseenheid. De woorden komen, kwam, gekomen en komst worden opgevat als vier verschijningsvormen van het lexeem 'kom'. Lexicale homonymie is het verschijnsel waarbij een zin vanwege de verschillende betekenissen van een of meer woorden op verschillende manieren opgevat kan worden. Voorbeeld: de vorst is in aantocht. Lexicalisatie is het verschijnsel dat een woord een of meer betekenissen krijgt die niet zonder meer afleidbaar zijn uit de samenstellende delen.

3. Lexicologie is de leer van de woordenschat en de betekenis van de woorden. Een lexicon is een morfeemverzameling, een woordenschat, een vocabulaire. Een libel is een pamflet, een schotschrift: afgeleid van het Latijnse liber (boek). Enkele aaneengekoppelde letters vormen een ligatuur. Bijvoorbeeld: 'æ'. De limerick is een vijfregelige vorm van puntdicht met het rijmschema: 'aabba': genoemd naar de Ierse plaats Limerick. Linguaal is met de tong. De lingua franca is de gemeenschappelijke taal. De linguïstiek is de taalwetenschap. De liquidae zijn de vloeiende medeklinkers: 'l' en 'r'. De litotes is de vorm van een eufemisme waarbij de waarheid wordt verkleind om die beter te doen uitkomen of de bevestiging van een feit wordt verstevigd door ontkenning van het tegenovergestelde. Bijvoorbeeld: 'dat ziet er niet zo mooi uit' in plaats van 'dat ziet er slecht uit.' Een locofaulisme is een scheldwoord voor bewoners van een bepaalde plaats of streek. Een locus communis is een gemeenplaats. De locutie is een taaluiting, een uitdrukking, een spreekwijze. Een logogrief is onder andere een woord- of letterraadsel.

4. Het logogram is een teken dat een bepaald woord voorstelt (bijvoorbeeld in de stenografie), of in zijn voorstelling een begrip aanduidt. Een logomachie is een woordenstrijd. Logopedie is de behandeling van spraakstoornissen en stoornissen van het stemgebruik, onderricht in het juiste gebruik van de spraakorganen en in het zuiver spreken. Logorroe is een ziekelijke praatzucht (ook: loquomanie). Een lusitanisme is een woord, uitdrukking of constructie gevormd naar het Portugees of daar letterlijk uit vertaald, in strijd met het eigen taalgebruik. Een skolion (meervoud: skolia, skoliën) is een geïmproviseerd drink- of tafellied. De lyriek (lyrische poëzie) is een subjectief genre van taalkunst, waarbij de schrijver zijn eigen stemmingen en gevoelens weergeeft. De dichter richt zich tevens op directe of indirecte wijze tot het gemoed van de lezer. Tot de lyriek behoren: het lied, de ode en de dithyrambe [loflied (op Bacchus)], de hymne [plechtige lofzang], de satire [hekeldicht], de elegie [bezingen van een verlies], het epigram [puntdicht] en de parodie [spottende nabootsing]. Logische connectieven zijn de woorden die samenstellende uitspraken verbinden tot een (samengestelde) uitspraak zoals de conjunctie (nevenschikking met het voegwoord 'en') en de disjunctie (nevenschikking met het voegwoord 'of').

5. (M) Een macarisme is een zaligspreking. Macaronische verzen (spaghettiverzen) zijn burleske verzen waarin verschillende talen dooreengemengd zijn, of waarin de woorden van een nieuwere taal naar de vormen van een oudere, met name de Latijnse, zijn verbogen en vervoegd. Macrologie is breedsprakigheid. Een madrigaal is een kort gedicht van zachte en innige stemming, aanvankelijk
landelijk-idyllisch van inhoud, later ook didactisch en satirisch. Het Magnificat is de lofzang van Maria bij haar bezoek aan haar nicht Elizabeth. Een magniloquente stijl is breedsprakig en hoogdravend. De (figuurlijke) maieutiek is de kunst van het uitvragen om de ondervraagde zelf tot helderder inzicht te brengen. Een majuskel is een hoofdletter. De makame [aa aa uh] is een Arabische literaire (GB ook: tt) vorm die deels uit kunstig proza, deels uit poëzie bestaat. Een malapropisme is een onbewust verhaspeld woord onder invloed van een daarop lijkend woord door iemand die dik wil doen [blafsemie i.p.v. blasfemie]. Een maledictie is een verwensing, een vervloeking. Het maniërisme is een gekunstelde stijl. Marginalia zijn kanttekeningen. De pluralis is het meervoud.

6. Een mandement is een plechtig, officieel schrijven van een bisschop of bisschoppen over zaken van geloof of kerkelijke tucht. Een voorbeeld van mannelijk of staand rijm is: 'Is de wijn in de man, is de wijsheid in de kan' (na de beklemtoonde geen andere lettergreep meer). Een mantra is een met goddelijke kracht geladen spreuk in de hindoegodsdienst en hierop gebaseerde geestelijke bewegingen, zoals 'simsalabim' en 'ab(r)acadabra'. Het marinisme is een gezwollen en gekunstelde literaire (GB ook: tt) stijl. Marivaudage is gekunsteldheid in stijl, gevoelens en intrige. De martyrologie is de geschiedenis der martelaren. Een martyrologium is een martelaarsboek. Een masculien woord is mannelijk. Een maxime is een spreukachtige grondregel van het menselijk handelen; een spreukachtige stelregel. Vergelijk spreekwoord, spreuk, gnome en aforisme. Acconsonantie is medeklinkerrijm ('verliefd' en 'verloofd'). De mediëval is een type van drukletter, in Italië ontstaan in de 15e eeuw. Woorden als 'vraag' en 'groep' zijn meerslachtig (m/v). De minnezang is de Oudfranse en met name de Middelhoogduitse lyriek die uit de riddercultuur ontsproten is.

7. Als een woord een gunstige hoedanigheid aanduidt, is het een melioratief, anders een pejoratief. Een melopee is een ritmisch gezang als begeleiding van declamatie. De metafoor is overdrachtelijk taalgebruik in het algemeen, stijlfiguur of betekenisverandering waarbij een woord of uitdrukking gebruikt wordt als naam voor iets waarop ze in letterlijke zin niet van toepassing zijn (zoals 'een boom van een vent' voor 'een stoere, stevige kerel'). De metanalyse is de scheiding, ontleding van woorden of woordverbindingen in andere componenten dan die waaruit zij werkelijk samengesteld zijn. Metataal bestaat uit taal en taalvormen waarin over taal zelf gesproken wordt, bijvoorbeeld een volledige zin als: 'Hij' is een voornaamwoord. Een metonomasia is de vertaling van een naam in het Grieks of Latijn, bijvoorbeeld 'Gnapheus' voor 'De Volder'. De metriek is de leer van de versbouw. Een metronymicum [metroniem] is een van de moedersnaam afgeleide achternaam, zoals 'Aagtjens'. 'Bartjens' is een patroniem (patronymicum). Middelhoogduits en Middelnederlands werden gebruikt van de twaalfde eeuw tot aan het eind van de middeleeuwen.

8. De mimesis is de nabootsing, met name van de natuur. Een minimaal paar is een vrijwel identiek woordpaar waar alleen door een gering (klank)verschil een betekenisonderscheid plaatsvindt. Bijvoorbeeld: 'kraag' en 'vraag'. Een minuskel is een kleine letter. Een mirakelspel is een middeleeuws toneelspel waarin een miraculeuze gebeurtenis wordt behandeld. Een monoftong is een eenklank (antoniem: tweeklank, diftong). Een monogram bestaat uit één letter ('u'). Een monoloog is een alleenspraak. Een monosyllabe is een eenlettergrepig woord. De morfologie is de vormleer in het algemeen. Mouilleren is palataal uitspreken: ‘ll’ kan gemouilleerd worden tot 'lj' en 'gn' tot 'nj'. Mutatie is de wijziging van een klinker onder de invloed van de klankkleur van de volgende lettergreep. Een mutatief is een werkwoord dat het overgaan van de ene toestand in de andere uitdrukt (bijvoorbeeld verouderen, ontwaken). Het mysteriespel is een middeleeuws religieus drama, dat Bijbelse taferelen of episoden uit het leven van heiligen ten tonele bracht. In de mythe probeert men onbegrepen natuurzaken te verklaren.