Dictee – dictees [2087]
Oefendictee 748 OUD, geheel herzien naar situatie 2021
Dictee van de dag (109)
1. Het verrichten van sisyfusarbeid is Sisyphi saxum versare. Sitologie of sitiologie is voedingskunde en cytologie is celbiologie [celkunde]. Het situationisme is gerelateerd aan dadaïsme en Cobra. Sit venia verbo: met verlof gezegd. En wie zal er wel weer de sjaak [pineut] zijn? Spreek dat maar eens goed uit: sjadchen [bij joden: huwelijksmakelaar]. Is een paletotje [oo – korte overjas] te combineren met een sjakootje [oo – stijf, hoog, van een klep voorzien militair hoofddeksel in de vorm van een afgeknotte kegel] (en het eten van sjalotjes – oh)? De verkoop van dat chalet is sjalet gezet (staat op losse schroeven). In een synagoge kosteren sjammesen. Dat zie je niet vaak: sjappies [sjappietouwer, baliekluiver, los sjouwerman] met sjampie [champagne]. Ze droeg nog een jack over haar sjek [loshangend vrouwenjasje]. 'Sjewijne' en 'asjeweine' zijn synoniemen. Die chic geklede chique dame kauwt toch geen sjiek [pruimtabak]? Een sjiiet gaat uit van de sjia, een soenniet van de soenna. Geef dat meisje eens wat sjok [chocolademelk].
2. Joodse, Bargoense of aanverwante zaken: sjechita (enk.: joodse rituele slacht), sjed (vijand, politie), sjeitel (pruik gehuwde vrouw), sjekel (munt – ILS – Israël), sjelosjiem (rouwperiode van dertig dagen), sjema jisraël (belangrijk joods gebed), sjemita (sabbatsjaar), sjidoech (arrangeren huwelijk), sjikse (christenmeisje als dienstmeisje), sjiva of sjivve (rouwperiode van 7 dagen bij de joden. Shiva is trouwens de goddelijke Vernietiger in het hindoeïsme), sjlachmones (lekkernijen met Poerim), sjlemazzel (pech), sjleppen (moeizaam lopen), sjmadden (dopen), sjniggel (snikkel: klein stukje), sjnoderen (uh – gift toezeggen voor een goed doel), sjocheet (joodse rituele slachter), sjochten (ervandoor gaan), sjoechem (antwoord, vergelijk: sjoege), sjoecht (troep, sliert), sjoel (synagoge), sjoera(cratie), sjofar of sjoufer (ramshoorn), sjolem: hallo, goedendag, een sjonniebak [oude opzichtige auto, waarin mensen uit een laag sociaal milieu soms rijden] en een sjoof (gulden, mv.: sjofen).
3.
Bij pleintjesvoetbal wordt er veel gesjot [sjotten
= schieten]. In
Oost-Europa heb
je nog sjtetls [kleine
joodse gemeente] en sjtreimels
(bonthoed
chassidische joden). Hoe extreem
orthodox is een versjwartster nar [dwaas,
idioot]? Een skelter is een
gocart of kart.
Wat vind je van die skifflegroup
[primitieve,
zelfgemaakte instrumenten]? Voor
skijøring heb je een auto of paard nodig [voorttrekken
op ski's]. Een skike [skaajk
– ski + bike]
is een soort skeeler. Tijdens de training draagt zij een skinpak
[nauwsluitend
aerodynamisch sportpak, bv. voor schaatsers en skiërs],
maar thuis skinny jeans [zeer
smalle pijpen, vanboven en vanonder].
Een skrei [paaiende
kabeljauw]
vang je 's winters voor de Noorse kust. Gebruikt hij nog
steeds skuff [Nederlandse
hasj]? Bij tarot
[oh/oo] [kaartspel]
hoor je 'skus' [uh]
(excuse:
kaart die noch kan nemen, noch genomen kan worden).
Hij is idolaat van skûtsjesilen [oe].
Het slaapapneu is OSAS [obstructief
slaapapneusyndroom].
Het slaapkamergeluk is het vredesmosje of baard van Mozes [plantje].
Wist je het nog: die hoofdstad heet Phnom
Penh [Cambodja,
munt: riel,
KHR].
Ik heb gisteren nog geslacklined [balanceren
op gespannen elastische band].
Een drieslag bij dammen is geweldig, drie slag
bij honkbal is een stuk minder (tenminste
– althans – voor de fielders)
… Pleien is slagduitje spelen
[kiskassen].
Een slagflouw: steeknet [kreu,
slaghaam].
4. Bessen en frambozen behoren tot het klein fruit. Een ouroboros [oe] is een staartbijtende slang. Hij is dan wel geen adderengebroed, maar wel onder de Slang geboren. Massageolie plus ketjoeboengolie geeft snakeoil (slangenolie) tegen reumatiek. Schrijf je señor [sihn-johr] met een slangetje? En canyon [kèn-juhn – ook cañon – kahn-john]? Een slapstick kent veel gooi-en-smijtwerk. De Slavenkust is dat gedeelte van Afrika's westkust, dat tussen de Goudkust en de delta van de Niger ligt. Bij een bv tref je soms een sleeping partner aan. De kinderen gaan sleetje rijden en bokjespringen. Met een slaraak (sleg, slegge) kun je de paal niet missen. Het achtvoetige paard van Odin heet Sleipnir. Een sleis is een rakelijzer. De clavicula is het sleutelbeen. Raceauto's hebben slicks. Een contorsionist is een slangenmens. De esculaap is een doktersslang, maar wat is bajesslang [èh onbegrijpelijke taal]?
5.
Trouwens, slangetjeswoorden zijn: cañon
(kahn-john),
coño
(kohn-joo
– schoft), cosas de España:
ingewikkelde zaken, voor een buitenstaander niet te begrijpen, doña
(eretitel van een
dame in Spanje), dueña (bejaarde
gezelschapsdame van meisjes uit de aanzienlijke stand),
El Niño (opwarming
zeewater), malagueña (aan
de flamenco verwante muziekstijl),
mañana (morgen,
met sint-juttemis), piñata (met
snoep gevuld voorwerp van papier-maché),
señora (ih
– mevrouw),
señorita (ih
juffrouw of sigaartje)
en vicuña (of
vigogne: kleine soort van wilde lama).
Dat pas gebouwde appartement is
sleutel-op-de-deur (sleutelklaar):
het pasgetrouwde stel kan er zo in. De TVE
is de Televisión
Española (Spaanse
staatstelevisie). De cramignon in
Zuid-Limburg is een slingerdans. Slingerolie is sterkedrank (GB
ook: sterke drank). Joepie, we
eten lekker
slinger-om-de-trap [spekvet
met stroop].
6. Waar is die slöjdcursus [karton. klei, hout]? Een sloka is een vierregelige strofe in de Oudindische epische poëzie. Volgens VD is Randstad een verkorting van Randstad Holland (maar niet bij lemma 'slokop'! – 2020 nog steeds – 2021 OK). Hij behandelt mensen met een fobofobie [angst voor fobieën]. Bekijk het nog eens in slomo [slow motion]. Dat stel: het zijn allemaal sloompies. Zullen we gaan slootjespringen? Zijn er ook kampioenschappen slopestyle [+ acrobatische toeren]? De achtste dag van het Loofhuttenfeest is het Slotfeest. Een croesus [superrijke] is zo rijk als Croesus [ooit koning van Libië]. We gaan kangoojumpen [èh dzjoe dzjuh – speciale schoenen met springveer]. Kun je met deze telescoop die asteroïdengordel waarnemen? Ik ben helemaal relaxed, ik heb uitgebreid gerelaxt. Hij was als champetter [veldwachter] in dienst van de prins. De Oostinjevaarder (hoe kom ik in dat verband toch aan basso ostinato – steeds terugkerende figuur in de baspartij, met wisselend contrapunt?), de Oost-Indiëvaarder was Oost-Indisch doof. Het roostin is met de Tudorroos gestempeld tin (voor een verklaring heb je Wikipedia nodig).
7. (De) Slow(s) dansen is slijpen [slowen]. De VOC is de Vereenigde Oost-Indische Compagnie. De Heren Zeventien, (ook wel: de Zeventienen) waren van de OIC [Oost-Indische Compagnie]. Met '*stil*': apostil(le) en apostillair, aqua destillata, astilbe (plant), bastille [fort] en Bastille [Parijs, bestormd 1789], bestilla (ovengerecht, ie, ook: pastilla – iel-jaa), een Castiliaan uit Castilië, dolce stil novo (stroming in de dichtkunst), haarstilist of haarstylist, haverstropastille [hoestmiddel], instillatie [indruppeling], jugendstil [stijlrichting, art nouveau], krampstillend (antispasmodisch), peristilum (peristilium, peristyle: zuilengang), polystilisme (combineren muziekstijlen), postiljon [koerier, postrijder], postille [korte uitleg van wetenschappelijke of morele aard, Bijbel], postillon d'amour [overbrenger liefdesbrieven], standstill (geen vervoer dieren), stilaan, Emser en Drostes pastilles, stilb (eenheid, sb – helderheid lichtbron), (di-ethyl)stilbestrol (des), een stiletto- of hogehakkenrace leidt tot een stilettokater [pijn], stili novi (stilo novo), stili veteris (stilo veteri), still (filmfoto) en stillekens.
8.
Verder: een stilletje [kakstoel,
privaat], stilletjesaan, een
stilleveger [secreetruimer],
still going strong (alive-and-kicking?),
stillireactie (druppelreactie,
vgl. instillatie), stilton
(zekere Engelse
schimmelkaas), stilus
(schrijfstift),
stilus curiae (kanselarijtaal,
in cancelleresca – kanselarijschrift?),
een t/Twitterstilte
in acht nemen, een luguber vanitasstilleven [voorwerpen
herinneren aan de dood], een
wapenstilstand en 'de' Wapenstilstand (België,
11 november). We gaan dansen
('*dans*'):
wodanseik, (sint-)vitus-
of veitsdans (fieteldans),
une tempête dans un verre d'eau [storm
in een glas water], tobbedansen,
thé dansant [t.d.],
squaredans [carrés
van vier paren], soirée dansante [avondfeest],
reidans [rondedans],
oxidans [oxidatiemiddel],
lijndans(en)
– linedance(n)
– in rijen naast elkaar, dansmug, danser sur un volcan [zich
vermaken bij groot gevaar], danse
macabre [dodendans],
connu dans l'univers et dans mille autres lieux [bekend
in het heelal en op duizend andere plaatsen],
cadans [ritme,
ook: cadens], apachedans [wild],
acrodans [dans +
acrobatische oefeningen], een
quadrille dansen [carrés
van 4 paren],
dans-en-showorkest
[GB, VD],
dansende derwisjen (de
orde van de Mevlevi's – islamitische bedelmonnik),
2 step
(muziekstijl,
twostep = dans), acid jazz en
allemande [Duits,
walsachtig tempo].
9. Verder: anglaise [18(d)e-eeuws, Engels], bailefunk [baaj-luh – favelafunk, riofunk], balearic [elektronische dansmuziek, Balearen], bal masqué, bal musette [harmonicamuziek], barre (voor balletdanseres), batucada (muziek Brazilië, carnaval), (be)bop [jazzmuziek], bedorvendans [! verwend kind], biodanza [biodans – therapeutische levensdans], bolero [langzame Spaanse nationale dans], boogaloo [oe uh – Zuid-Am.], boogiewoogie [blues], bossanova [Zuid-Am.], boston [Boston – gezelschapsdans], bourree [oude, snelle rondedans, Auvergne], bubblin' = raggamuffin [hiphopvariant op reggae], butoh [moderne Japanse dans], calypso [Caraï/ibische gebied], cancan [revuedans, veel froufrou], capoeira [wèh – Braz. zelfverdedigingstechniek met zang en dans], carmagnole [lied en dans eerste Franse Revolutie], chacha(cha) [Latijns-Amerikaans], chaconne [Baskisch, steeds herhaald basmotief], charleston [Amerikaans, Charleston, South Carolina], conga [Cuba], cotillon [figuurdans die een bal besluit], courante [oude Franse dans], cramignon [Waalse volksdans, reidans], cumbia [oe Zuid-Am., Columbiaans], csardas (VD ook: tsardas – Hongaarse volksdans), arabesk(e) (danshouding), dirty dancing [sensuele wijze van dansen, m.n. de mambo], doggydance [mens + hond], dos-à-dos [bij dans: rug tegen rug, rug-aan-rug], écossaise [Schotse drie, Schotse dans], electric boogie [fel schokkende bewegingen], espagnole [Spaans], fandango [Spaanse volksdans voor twee personen], farandole [oude Provençaalse volksdans, reidans], flamenco(dans) [vurige, ritmische dans], foxtrot [gezelschapsdans, Am. stapdans], française [de gewone quadrille], gaillarde [Italiaanse dans in driedelige maat], gangnamstijl [ruiter imiteren, bouncen op hiphopmuziek], gavotte [tweedelige maatsoort met sterk gemarkeerde accenten en matig tempo], gigue [zjie – Engels, trippelmaat], gitaanse [gitano/a – zigeuner] zang en dans, groovejazz [= acid jazz], guaguanco [Cubaans, verwant aan rumba], happy clappy [blijmoedige verering godheid met zang en dans], honi soit qui mal y pense [schande over hem die er kwaad van denkt], hiphoppen, horlepiep (jig), jazzdansen met de jazzdance, jitterbug [modedans tussen WO I en II], jive [Amerikaans, jazz(-) of rock-'n-rollmuziek], kabuki [oe – traditioneel Japans toneel met ook dans], kaseko [ee creools-Sur. dansmuziek], kaskawi [kaseko + kawina], kawina [met cilindrische trommel], krakowiak [Pools, nadans polonaise], kwaito [Zuid-Afrikaans], kwela [jazzy, Zuid-Afrikaanse townships], lambada [Zuid-Amerika, lichamen in contact] en lanciers [oud, Frans].