Dictee - dictees [1793]
Oefendictee dec 2019 (1)
1. Hij verloor de weddenschap over de weddeschaal.
Toen hij met de wedge meteen doel trof, verdiende hij een vermogen: een
wedgwoodservies. Rappen is zingzeggen en appen is whappen. Komen in deze
whodunits nog namen voor uit de who's who? O, bedoel je een wie-met-wietje?
Zoeken op *wijdopen* levert op: wijdbeens staan, lopen (!). Een yuko kom je tegen bij judo. De legering zamak bestaat uit zink,
aluminium, magnesium
en koper. Een Pietje bedroefd is een
zevend'halfje [NB = 6,5], een oude zilveren
munt, t.w. 1/8 van een Zeeuwse rijksdaalder, die 52 stuivers deed. Ook:
Bargoens: 32½ cent. Klopt: 52 stuivers = 52 x 5 = 260 cent, gedeeld door 8 is
260/8 = 130/4 = 65/2 = 32,5 cent. Dat schrijf je vast fout: verticuteerhark.
2. Met *knikker*: iemand eruit knikkeren [afkegelen], de knikker er uitknikkeren (uit het putje), in 't ootje (kringetje) knikkeren = ootjeknikkeren, radiootje
schrijf je met twee o'tjes, een knikker is ook een jaknikker, een jabroer, een
ertsknikker is een pellet, een bolletje ijzererts, die man heeft een kale
knikker, een keutel en drie knikkers is een kleinigheid (ook: een scheet en drie/acht knikkers), een
habbekrats, er is klei (stront) aan de
knikker, albast, allebas, basje (albasten knikker –
ook: alikas), bakker = (op)stuiter,
grote knikker [ook: bastaard, bonket, ket],
blinkerd (gebakken en verglaasde knikker),
daai, klits, erwtenkannetje, hoerenbakkerd (niet
zuiver rond), (slijp)kogel (stalen knikker), koel ((knikker)kuiltje = kuuk,
kuulk, loch), kuis (stenen knikker),
lavoor (van glas, porselein), marbel,
marmel, merbel, mexicaantje (zekere gekleurde
knikker), de ausputzer werd omgeknikkerd, onderzeeër (aardappel die slecht enkele 'knikkers' nalaat),
spelen voor het (on)echie, gaat het door de
roeper, het komt ook door de poeper, uit 'houwens' bij het knikkeren is voor
het echie en een opzetje of uppie bij het knikkeren is een soort snoepcent (als je blut was bij een spelletje, waarbij om centen werd
gespeeld, niet in VD).
3. [Onderstreepte zijn invulwoorden]. Met handen vol
CFA-franken-Centraal – hier is dus
niet bedoeld de CFA-frank BEAC maar de dito BCEAO – heeft die Centrafikaanse
en zwart-Afrikaanse niet-onbemiddelde en zeker niet
doorsnee-Guinee-Bissauer een vals nansenpaspoort geconquesteerd. Een c.s.q.n.,
een conditio sine qua non, was wel dat hij enkele weedtasjes [ook: wiettasjes] mee zou nemen naar beoogd
droomland Utopia. Hij zou later de boot in gaan, toen die somptueuze
kleinodiën aan amotie ten
offer vielen. Hij was trouwens letterlijk het schip ingegaan aan de Slavenkust.
4. De monniken [uh] werden afgeleid door hinnikende [uh] paarden, toen zij naar het batikken [ih] zaten te kijken. Hij was een strenggelovige
refo refo, zij een streng gereformeerde grefo, tevens eva. Zij, dochter van
moeder Eva, was de ware eva voor hem. Met *coc*: ascocarp (vruchtlichaam zakjeszwammen, basidiocarp: steeltjeszwammen),
het COC, cocaïne = coke, coca, coco, een cocakauwer of coquero, een cocasse
kokette (coquette), een coccejaan (Coccejus, Johannes Koch, niet: koksiaan, Hendrik de Cock),
coccidiose (coccidiosis, hoenderziekte), coccine
en coccinine (verfstoffen), coccus (kogelbacterie, mv. cocci), cochenilline-inkt (van schildluis), cochenilline (karmijnzuur), cochlea (menselijk
slakkenhuis), cockaynesyndroom (snel
verouderen), cockpit, Cockney(dialect),
rococoachtig, art-decocollier, gincocktail, gin-tonic, krabcocktail, cockteaser (vrouw die man opgeilt), cockring (penisring), coco (papegaai),
cocoonen (vrije tijd in huiselijke kring), cocotte
(prostituee, vuurvaste schotel) en cocu (bedrogen man, hoorndager).
5. Verder: crambe bis cocta, crambe repetita, crambe
recocta: oude koek, opgewarmde kost, decoct(um)
= afkooksel, dktp-cocktail (difterie, kinkhoest, tetanus en polio), echinococcus
(blaasworm), cramignon (dans), glycocol (glycine),
loco citato = ter
aangehaalder plaatse – t.a.p. –, afkorting l.c., loc. cit., ook: citato loco,
lococontract (levering ter plaatse),
micrococcus = microkok (kookt niet ...), molotovcocktail,
narcocratie (narcostaat), NVIH-COC (huidige naam vroegere COC), picocel (gsm-cel met een diameter tot enkele tientallen meters
rond het basisstation, m.n. in bedrijven en kantoren), precociteit (vroegrijpheid), ricocheren, ricochet en
ricochetteren, sacoche (+ n, tas),
silicocement, varicocele (vaa-rie-koo-see-luh
– zakaderbreuk), rococo-interieur, nolococktail (no/low alcohol) en cocastreek.
6. Het Bijbelboek Genesis [eerste
boek van Mozes, Gen., Gn.] bracht me ertoe eens op *genes* te zoeken. Dan vind je ook: ingenesteld raken
en een geneste subroutine, lus [in
computerprogramma's] of matrix [in de wiskunde].
Verder: genese (genesis) = ontstaan,
wording, schepping, achtervoegsel: -genesis, -genese of -genie, (on)geneselijk = (on)geneeslijk.
Ook (een selectie): abiogenesis, autogenese,
zelfwording (uit niet-levende substantie), agenesie
(niet ontwikkelen van ledematen, tanden, kiezen),
angiog. (bloedvaten, g. = verder genese), antropog.
(de mens, menswording), biog. (levende organismen),
biothermog. (warmte door levende wezens),
carcinog. (cellen die afsterven), Diogenes (die van de ton), dysg. (slechte
orgaanontwikkeling), embryog., fylog. (cladisme:
ontwikkeling van de soort), gametog. (vorming
gameten = geslachtscel), gamog. (geslachtelijke
voortplanting, antoniem: agamie), hematog. (bloed),
legenestsyndroom (!), oög. (ovog. – eicelvorming), orthog. (evolutie volgens voorbeschikking, onafhankelijk van
natuurlijke selectie), osteog. (onvoldoende
botvorming) en pathog. (ontstaan ziekte).
7. Een Sint-Genesius-Rodenaar woont in
Sint-Genesius-Rode. Verder: parthog. (voortplanting
zonder bevruchting), plooiingstektogenese (=
orogenese: gebergtevorming via plooien in aardkorst), psychog. (de ziel), pyrog. (vuur),
rizog. (zekere plantcellen --- > wortels)
en thermogenese (warmteontwikkeling). Een
parc vaccinogène is een koepokinrichting. Denk ook aan een nest schalen (meerdere nestschalen dus)! De listeria veroorzaakt
listeriose. Hoornvee kan de maaiziekte hebben (maden
tussen vet en vlees op de rug). De Griekse christenen kennen nog de
juliaanse kalender (loopt achter: 12 dagen verschil
met onze gregoriaanse), genoemd naar Julius Caesar en ontwikkeld door
sterrenkundige Sosigenes.
8. Uit de baaierd, de chaos, is de wereld volgens
het Bijbelboek Genesis geschapen. Met *idee* (een
selectie): de idee (filosofie), het
idee, de ideeën, ideëel. ideeëloos, ideeënarmoede, idee-fixe (dwangvoorstelling), idée reçue (algemeen aanvaard), idées de derrière la tête [Blaise Pascal], ideetje, irideeën
(lissenfamilie), orchideeënkas, kooldioxide-emissie,
piramide-entree, reuze-idee, weide-erts, fideel, gedecideerd, godsidee, hallekidee,
ideoloog, ze was gedecideerd, geen (flauw) idee!, mijn idee!, een ideetje (schijntje) zout, zij kandideert
zich, mwah, dat was het dan: allemaal zo oud als de weg naar Kralingen dus. Gezocht
op *mchr*: alarmchromograaf (alarmhorloge),
naamchristen (schijnchristen) en
stamboomchristendemocraat (in navolging (voor)ouders). Op
*pchr* alleen diepchristelijk. Op *bchr*: subchronisch (subacuut), op *dchr*:
loodchromaat, mondchristen, oudchristelijk, op *fchr* hofchronist, op *gchr*
dunnelaagchromatografie, vroegchristelijk, op *kchr* doorbraakchristen, op
*lchr*: gelchromatografie, nikkelchroom, pulchrum (het
schone) en pulchri studio (uit liefde tot
het schone), met *nchr*: veel met synchroon, bornagain christen, n.Chr.
= n.C. = A.C,. anno Christi, met *rchr*: allerchristelijkst, anima naturaliter
christiania = de van nature christelijke ziel, met *schr*: te veel om op te
noemen, met *tchr*: feestchristen, herfstchrysant, matchracen, stretchrokje (!),
prot.-chr. = p.-c., op *vchr*: v.Chr. = v.C. = BC (before
Christ), op *xchr*: rex christianissimus = Zijne Allerchristelijkste
Majesteit (voormalige titel van de Franse koningen,
door paus Paulus II in 1469 aan Lodewijk XI verleend), X-chromosomaal en
X- en Y-chromosoom (vergeet het fragiele-X-syndroom
– bij mannen verstandelijke handicap, etc. – daarbij niet!), orthodox-christelijk(e), met *ychr*: polychromatisch (polychroom, veelkleurig), psychofriel (koudeminnend). Ook de blobvis (diepzee) kwam nog voorbijzwemmen.