Dictee – dictees [2607]
Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com
Oefendictee OUD 364, geheel herzien naar situatie 2022
Dictee van de dag (493)
Het Groot Filologiedictee (4)
1. (F) Een fabel is een verhaal in dichtvorm behorende tot het beschouwende of didactische genre. De fabel is van allegorische aard en bevat een moraal (levensles). De hoofdpersonen zijn in hoofdzaak dieren. Bijvoorbeeld: de fabels van Jean de la Fontaine. Een fabulant (sprookjesverteller) is iemand die fabeltjes of verzinsels vertelt. Een factie (faction) is de benaming voor een mengvorm van het fictionele en het documentaire genre. Een fallisch (VD: ithyfallisch) gedicht is een bacchisch vers (Latijnse of Griekse versregels waarin telkens een korte lettergreep door twee lange wordt gevolgd). Een farce (opvulling) is een kort en komisch toneelstuk uit de late middeleeuwen, vaak als tussenspel tussen scènes van religieus toneel [ook: iets culinairs]. Een faryngaal is een in de keelholte gevormde klank. Het femininum is het vrouwelijk grammatisch geslacht. Een filippica is een strafrede, een smaadrede. De filologie is de historische en/of vergelijkende taal- en literatuurwetenschap (GB ook: tt - doe in dictee 1 t!), de wetenschap van de taal met op teksten geconcentreerde aandacht, de taalkunde. Flagellantische literatuur (GB ook: tt - doe in dictee 1 t!) heeft betrekking op flagellantisme: het geselen, met name als seksuele prikkeling.
2. Een flandricisme is een woordvorming of uitdrukking die in strijd is met de regels in het Frans, wanneer het woord of de uitdrukking te letterlijk vertaald is uit het Vlaams. De flashback is een verslag binnen een verhaal van wat voorheen of vroeger gebeurd is (ook analepsis of retroversie genoemd). Flecteren is het verbuigen, het vervoegen. De flexie is een buiging, een verbuiging. Een foneem is de kleinste betekenisonderscheidende klankcomponent van klankbouwsels. De fonetiek is de leer van de fysieke en fysiologische vorming van de spraakklanken. Een formans is een vormend element, met name de prefixen (voorvoegsels) en affixen (niet-zelfstandige elementen die aan een grondwoord of stam worden toegevoegd). Een fossiel is een ouderwets woord. Franciseren is een Frans karakter geven aan een (Nederlands) woord. Bijvoorbeeld: 'slijtage' van 'slijten' met de typisch Franse vervoeging '-age'. Franglais is Frans dat doorspekt is met Engelse termen en zinswendingen. Een fricatief [medeklinker] is een glijder (spirant).
3. Een
frisisme is een woordvorming of uitdrukking die in strijd is met de
regels in een taal, wanneer het woord of de uitdrukking te letterlijk
is vertaald uit het Fries. Een fulminatie is een scheldpartij.
Futhark
/fuθɑrk/ is de benaming van
het runenalfabet. De futurum is de onvoltooid toekomende tijd; het
geeft te kennen, dat iets in de toekomst zal zijn of geschieden. De
futurum exactum is de voltooid toekomende tijd.
4. (G) Een gallicisme is een woordvorming of uitdrukking die in strijd is met de regels in een taal, wanneer het woord of de uitdrukking te letterlijk is vertaald uit het Frans. Er zijn ook woorden die alleen in het Nederlands voorkomen, terwijl zij er zeer Frans uitzien: 'chique' en 'en face' zijn daar voorbeelden van. Gebroken rijm heeft de rijmvorm met het rijmschema: abcb of abac. Geminatie is de hoorbare verdubbeling van medeklinkers ('vullen' versus 'vol'), maar ook de onmiddellijke herhaling van een woord, bijvoorbeeld in de versregel: "De zee, de zee klotst voort in eindeloze deining" van Willem Kloos. Het genus is het taalkundig geslacht (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig). De genitief (genitivus) is de tweede naamval ter aanduiding van een bezits- of afhankelijkheidsrelatie, welke gewoonlijk dienstdoet als bijvoeglijke bepaling. Bijvoorbeeld: in 'vaders jas' is 'vaders' de genitief van 'vader'. Een genoniem is een algemeen soortwoord, een woord dat voor een algemeenheid van begrippen wordt gebezigd. Bijvoorbeeld: 'doen'. Geografie is beschrijving van de aarde. Geserreerd is kort en krachtig van stijl (compact).
5.
Het rijmen van telkens twee op elkaar volgende verzen heet gepaard
rijm. Een gerundium is de zelfstandig gebruikte, verbogen onbepaalde
wijs van het werkwoord (in
het Latijn bijvoorbeeld 'promovendi' in 'jus promovendi' –
het recht om als promotor te mogen optreden).
De ghazel(e)
is de van oorsprong Perzische dichtvorm in tweeregelige strofen
(schema aa, ba,
ca, da enzovoorts), die door
sommige nieuwere dichters is nagevolgd. Een glossarium is een
verklarende woordenlijst. Glossolalie is het spreken in tongen, zoals
in het verslag in de Bijbel (Handelingen
2 – Pinksteren, pinksterfeest).
Een glottisslag is een explosieve klinker aan het begin van een woord
of een lettergreep, gevormd in de stemspleet (glottis).
Een gnome is een zinrijke spreuk betreffende levenswijsheid of
zedenleer. Goliarden is de benaming van zwervende studenten ('varende
clerken') en andere
intellectuelen in de latere middeleeuwen. Het gongorisme is een
literaire (GB
ook: tt - doe in dictee 1 t!)
stijl, gekenmerkt door overlading met woordspelingen en
epigrammatische [puntdicht,
sneldicht]
sententies [kernspreuk,
zinspreuk]. Een graalroman is een
hoofse ridderroman waarin de zoektocht naar de graal verweven is.
6.
Een graecisme is een woordvorming of uitdrukking die in strijd is met
de regels in een taal, wanneer het woord of de uitdrukking te
letterlijk is vertaald uit het Grieks, ook hellenisme genoemd. Een
grafeem is een letter, vooral beschouwd als aanduiding van
spraakklanken: de minimale betekenisonderscheidende eenheid in
geschreven taal. De grammatica is de leer van het systeem van een
taal, het geheel van regels volgens welke zinnen en woorden in een
taal gevormd kunnen worden. Een gratuïteit [tuu-wie] (gratuit [twie] is onverplicht) is een ongegronde
of ongemotiveerde uitspraak. De gravis is de accent grave. Een
groteske is een grillig, vreemdsoortig, fantastisch letterkundig of
muzikaal werk. Een gutturaal is een occlusieve (explosief,
plofklank) of fricatieve
(wrijfklank)
medeklinker die de indruk maakt in de keel (Latijn:
guttur) te zijn gevormd, ook
velaar genoemd, bijvoorbeeld: 'k' of 'g'.
7. (H) De Hadith (H is de inhoud, h het bundeltje, boekje) is de overlevering van aan Mohammed toegeschreven uitspraken (hadith = verhaal). Hagiografie is de literatuur (GB ook: tt - doe in dictee 1t!) met betrekking tot de geschiedenis van heiligen of gewijde geschriften. Een haiku is een 17-lettergrepig Japans gedicht, onderverdeeld in vijf, zeven en vijf lettergrepen (het zijn 3 rijmloze regels). Een hallel is een lofzang, met name enkele Psalmen uit de Bijbel (uit het boek Psalmen, psalmen, die zing je). Een hapax is een woord waarvan maar één enkel voorbeeld is opgetekend (een opzichzelfstaand woord, voorbeelden kun je niet geven, dan is het geen hapax meer - vgl. hapax eirèmenon en hapax legomenon). Haplografie is een schrijffout waarbij één letter of lettergreep bij opeenvolging van twee gelijke letters of lettergrepen wordt weggelaten ('onmiddelijk' voor 'onmiddellijk'). Een hebraïsme is een woordvorming of uitdrukking die in strijd is met de regels in een taal, wanneer het woord of de uitdrukking te letterlijk is vertaald uit het Hebreeuws. Bijvoorbeeld: 'heilige der heiligen' in plaats van 'Allerheiligste' (binnenste gedeelte van de tempel te Jeruzalem, waarin alleen de hogepriester eenmaal per jaar mocht komen). Een hemistiche is een halve versregel, een halve alexandrijn.
8. Een hemistichomythie is een passage in een drama, waarin twee sprekers om beurten telkens een halve regel zeggen. Een hendekasyllabe is een elflettergrepig vers. De hendiadys is een stijlfiguur waarbij een samengesteld begrip door twee substantieven wordt aangeduid, waarvan er één de betekenis van adjectief heeft, bv. 'zand en heide' voor 'zandige heide'. Een voorbeeld van een heterologische term is: 'anderstalig' is niet anderstalig (en: 'drielettergrepig' is niet drielettergrepig). Een heteroniem verschilt alleen qua gevoelswaarde van zijn equivalent. Bijvoorbeeld: 'onderscheid' en 'discriminatie'. Heuristiek is de kunst om door logisch redeneren stap voor stap tot een bepaalde waarheid te komen. De hexameter is een zesvoetig vers, berustend op dactylus (zie elders – Oefendictee 363 = van die 856!, alinea 1: grauw is uw hemel en stormig uw strand). Het Oudegyptische schrift bestaat uit hiërogliefen (GB ook: hiëroglyfen). Het hiragana is het Japans lettergrepenschrift in cursieve vorm. Een hodoniem is een straatnaam, studieobject van de hodonymie. De homiletiek is de leer van de kanselwelsprekendheid.
9.
Een homofoon is een woord dat hetzelfde uitgesproken wordt als een
ander. Bijvoorbeeld: 'eis' en 'ijs'. Een homograaf is een woord dat
hetzelfde gespeld wordt als een ander, maar een andere betekenis
heeft. Bijvoorbeeld: 'bommelding' (buiten
dictees: bom-melding of bommel-ding)
of 'contrastrijker' (buiten
dictees: contra-strijker of contrast-rijker).
Een homoniem is een gelijkluidend woord met een afwijkende betekenis.
Bijvoorbeeld: 'bank' kan duiden op een zitmeubel of een financieel
instituut en dat kan alleen blijken uit de context. Een hoofse (van
hof!) roman
is de middeleeuwse epische literatuur
(GB ook: tt - doe in dictee 1 t!)
waarin het hofleven van de twaalfde en
dertiende eeuw op geïdealiseerde wijze wordt weerspiegeld. Een
humoreske is een grappige vertelling. Een voorbeeld van een hypallage
is: 'de brand in het hout steken' in plaats van 'het hout in brand
steken'. Dit gaat zonder betekenisverandering. Een voorbeeld van een
hyperbool (overdrijving)
is: 'ik sta al een eeuw te wachten'. Een
hypocoristicon is een vleinaam [Ab,
Eefje]. Hysteron
proteron is onder andere het bezigen van begrippen in omgekeerde
volgorde in een zin: 'Hij ging zitten en ging
de woonkamer binnen.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten